najaar 2020 (1)

Archiefje aangevuld! Verhaaltjes uit de herfst en winter van dat rare coronajaar.

1 september

Portret van puk in haar nieuwe paarse jurk, die nog een beetje te groot om haar lijfje wappert, klaar om te vertrekken naar het eerste leerjaar. Ze heeft zichzelf aangekleed. Legt nog snel de junglepuzzel op de vloer voor het broertje die alle dieren opsomt. Er gaat maar een half toastje in, want het is wel een beetje spannend. Moeder schiet al halfvol terwijl ze een foto neemt van het plaatje.

De hele weg naar school staart moeder achter op de rode tandem naar die veel te grote lila boekentas op dat kleine ruggetje. Puk hangt aerodynamisch over haar stuur en trapt zo hard ze kan. Kwettert honderduit vanonder haar roze helm tegen een lichtpurperen ochtendlucht. Moeder probeert er geen melancholische filmmuziek bij te bedenken. Picture perfect.

Bij het parkeren van de fiets wil moeder net aan haar plechtige uitzwaaipraatje beginnen als puk de onsterfelijke woorden spreekt: “Oei, ik ben mijn onderbroek vergeten”.

Moeder sluit haar ogen even. Dit huishouden leent zich altijd meer tot tragikomedie dan tot ernstig coming-of -age-drama.

“Geen probleem puk, kan gebeuren. Zullen we even aan de juf vragen of ze een onderbroekje heeft? Anders rijd ik wel even terug”.

De nieuwe juf staat met glimlach en open armen klaar in de uilenklas. Ze verpinkt niet -moeder is op slag verliefd- en wijst de weg naar de schuif met reservekleren. Vijf minuten later is puk er echt klaar voor. Moeder bijna. Als ik wegstap loopt puk aan de hand van de nieuwe juf naar het prikbord om haar tekening op te hangen. Er staan uilen op in een warm nest.

Moeder stapt op de lege tandem, denkt een stuk of duizend dingen.

P.S. Veel plezier gewenst aan lieve kleine grote pukken en aan alle leerkrachten die er weer invliegen: miljaar jullie zijn gemist❤️ Aan iedereen die ook net wat stond de blobberen aan de schoolpoort: I knoooow. Ik zit al aan de warme choco en hef er ene op uw gezondheid.

1 oktober 2020

Lunch date.

Hopla. De eerste van een nieuwe #inktober. (eigen versie). Want dat was plezant vorig jaar en ik heb nog veel beelden in mijn hoofd die ik wel graag zou vasthouden en die kinders worden er ook niet kleiner op ofzo.

In een conversatie met vader over de kip zei het peultje daarnet:
“Pip i boos” (want hij had eens een eitje gepakt of zoiets maanden geleden en de kip was geënnerveerd en dat maakte blijvende indruk.)
“Waar is de kip?” vroeg vader.
“Pip i de tuin”
“Is de kip in de tuin?”
“Denk het.”
Dat denkt ie verkeerd want de kip is samen met zijn huisgenoot in aan frennen gescheurd door een marter (dank u 2020), maar n’importe: hij dénkt het!
Mijn snoepspekkebaby, mijn kleine pluisbal van zes-en-twintig maanden (waar zijn ze héé-héén) benoemt zichzelf als een twijfelend, reflecterend wezen!
Daar moest moeder even bij gaan zitten.

2 oktober

Portret van puk en de lavendel van de buren.

In de hoogzomer zat puk met het buurjongetje aan de lavendel te prullen tot een stoutmoedige wesp het op zijn heupen kreeg en zijn angel in een graaiend vingertje mikte. Moeder was midden in de eerste deftige volwassen conversatie in weken toen ze gebrul hoorde aanzwellen op de straat. Even later zat puk op schoot, weende lange snikken met diepe halen en tranen als rollende knikkers. Het soort doodeerlijk, vrijmoedig huilen dat ik haar benijd. Een mens verleert het, om alle verkeerde redenen. Moeder had behalve een knuffel en een heftig geweigerd ijsblokje niet meteen een oplossing voor het gonzende vingertje. Het waarlijk droevigste stemmetje dat ooit in ons huis geklonken had vroeg: “Mamaaa, wat moet ik nu doen?”.
Moeder kwam niet verder dan: “vertrouwen dat het overgaat”.
Iedereen, moeder incluis, was ontevreden over dat antwoord.
De pijn trok toch weg.

We lopen in de nazomerzon naar de buurtwinkel. We duwen elk een buggy met daarin een baby die slapen moet, maar niet wil, mopperen we, moeders onder elkaar.
Ter hoogte van de lavendel vraagt puk: “Maar mama, waarom zijn er eigenlijk wepsen?”.
De voorbije weken is de vraag gesteld over: muggen, leeuwen, beren en ander bijtgraag tuig.
“Waarom zijn er mensen? Dat is dezelfde vraag, denk ik”, zegt moeder.
Peinzende stilte.
En dan ziet puk de winkel opdoemen en opent de pleidooien voor koeken allerhande.

2 oktober

Portret van het peultje dat boos is omdat ie geen speelklei mag eten.

Sinds de lente werd een bijhorende protestpose geperfectioneerd, compleet met over elkaar geslagen armpjes en gekreukte wenkbrauwen van waaronder hij je verwijtend aankijkt. De jurk is van de grote zus die de levende pop graag naar haar evenbeeld kleedt. In dit geval een barok gewaad, wat het zaakje toch een zeker cachet geeft. “Neeeeee! Aficine (plasticine) eteee!” stampt de peuter door de kamer, met ruisende rokken. En moeder is onwillekeurig onder de indruk want hij lijkt een renaissance kerkvorst die met één grillige knik van zijn hoofd de hele hofhouding kan laten omleggen.

5 oktober

De puzzelaars, zomer 2020.

“PUZZELE OFANT!”
Sinds maanden zowat het enige antwoord dat er te rapen valt als je het peultje vraagt wat ie wil doen.
Als je het niet vraagt ook, zo’n vier keer per dag.

De puzzel in kwestie is met zesendertig stukjes behoorlijk boven het peuterpetje, dus moet iedere onschuldige voorbijganger gedwongen meedoen. Elke huisgenoot heeft het ding intussen zo vaak gemaakt dat we hem kunnen dromen.

Liefst wil hij de stukken zelf leggen, dus je moet ze enigszins strategisch aanreiken zodat ie ze juist in elkaar haakt en soms souffleren dat hij het zaakje omgekeerd vastheeft. Met een plakkerig handje en een verbeten blik blijft hij proberen tot het lukt.
“NI POT MAKEN HE” schreeuwt ie er bij, alsof hij niet zélf de hele tijd het huis loopt te slopen.

Als het af is gaat ie -met nadruk op de olifant- alle dieren opsommen op het jungletafereel
“MINGO! “(Mijn favoriet: de flamingo, met een snerpend hoge o)
“PAPUHAAI!”
En dan moeten we het liedje zingen van papuhaai is ziek en hijjj moet sterveuuun.
Waarop puk weer vertrokken is voor een existentieel vragenrondje over de dood.
En zo passeerde de zomer.

6 oktober

– Pom, pom! (Ik ga jánken op de dag dat ie gewoon kom, kom zegt)
Ondje kijken!
(Gejoel en dribbelende peuterbeentjes richting buurthond)
Ondjeeee benjeee?
– De hond heet wel Luna he (puk met oogrol want soms is ze opeens veertien)
– Loeeee-naaaaaaa benjeeeee?
– Luna is er wel niet he (nog een oogrol)
– Oh nee!
Loena isse niet!
Loena dodo!
Ikke wakker!

7 oktober

We halen zoals steeds een kompel op van de crèche (die heeft een tuin die door de peuters dagelijks met vrolijk vereende krachten omgeploegd wordt). Puk gaat alléén binnen want het is háár baby. Moeder staat dan met haar oor tegen de voordeur te wachten. Met een hoog stemmetje dat ze speciaal voor hem reserveert, duwt puk het peultje door de gang.
“Baby’tje. Kom maar bij mij, kleine baby. Ga je mee naar huis? Heb je fijn gespeeld? Kom maar. Ik ben bij jou.”
En dan trekt ze moeizaam de voordeur open en tilt ze de hele brok het trapje af.
“MIJN mama!” schreeuwt de brok.
“Kleine lieve snoetepoes” (of zoiets schaamtelijks) knuffelt moeder.
“Ik ben ook lief!” roept puk.
“Superlief”, bukt moeder zich.
“MIJN mama!” roept de peuter.
“Ook mijn mama!” roept puk.
Waarna moeder het kibbelende zootje in de bakfiets gespt.
“We gaan nog even naar de winkel”.
Instant eensgezindheid in de kar over wat een schurftidee dat is.

8 oktober

Trein naar zee

Puk kijkt op een scherm naar Pieter Konijn en zijn vrienden die schijnbaar heelder dagen rennen voor hun leven.

Het peultje en de meereizende delegatie apen kijken naar le plat pays.

En moeder kijkt naar dat kleine gesculpteerde oortje en dat wangetje ernaast,
slechts opgeschrikt door enthousiaste en oorverdovende commentaren op het polderlandschap:
“KOEEEE! NOG KOEEEE! KOEEEE!”
“PAAAD! ISSE PAAAAD!”
“SJAAPJEEE WABENJEEEE?”

9 oktober

Moeder: “Awel vrienden wat zijn we aan het doen?”

Peultje: “Fompje kijke!”

Moeder: “Ja dat zie ik. En hoe kwam het dat jullie nu filmpje kijken?”

Puk: “Onze baby wou dat graag en wij zijn de papa en de mama”
(fijntjes:) “en dat mag van ons”.

Bien joué, puk, bien joué.

11 oktober

Conversaties met puk, nog een paar weken vijf. En dan weer veertien. En dan weer vijf.

– Mama, als jullie dood zijn dan kan ik zelf kiezen hoe lang ik filmpje kijk en dan kijk ik heel de dag Pieter Konijn.
– Ik denk niet dat we daar strikt genomen dood voor moeten zijn hoor. Op een dag ben je zo oud geworden dat je dat zelf kan kiezen.
– Ahja! Dan ga ik in een huis wonen vlakbij. Ik weet er wel eentje dat leeg is. En dan hang ik al mijn prinsessenkleren daar. Maar misschien zijn die dan wel wat klein. En dan kom ik elke dag op bezoek.
– Moet je niet de hele dag voor je filmpje hangen dan?
– Ik kan wel éventjes langskomen.

12 oktober

Kleine ode aan de enige traditie die dit huishouden doorheen de jaren zelf invoerde en consistent in ere houdt: laatavond fuiven.

Bavet nog aan.
Tandenborstel al in de mond (misschien toch wat tricky).

Het maakt niet uit wat voor anders we ook proberen te introduceren. Op de gebeurlijke olifantenmars na, is dit de line up:
– De échte bamba (we zijn beginnen specifiëren toen het peultje dacht dat bamba dansen is)
– Walvis (You were always on my mind van Elvis)

En dan sleuren ze elkaar de kamer rond (we mogen al een tijdje niet meer meedoen, maar kijken is wel verplicht).
Steevast ongehinderd door een teveel aan inhibities of ritme.
Steeds te wild om goed te zijn zo vlak voor bedtijd.

Moge ‘t nimmer hier verand’ren.

13 oktober

Winnaar in de categorie beste kleuter in ons huis:
puk die voorleest uit woordenloze peuterboeken.
In dit geval: een kijkboekje met boerderijdieren.

Puk:
“Ok.
Het ezeltje die heeft niet altijd geluk, maar vandaag dus wel.
De kalkoen heeft ook niet zo veel geluk maar ook vandaag wel.
Maar de pauw heeft elke dag geluk.
Het geit heeft ook elke dag geluk.
Maar de kippen niet
De gans ook niet.
Maar alles gaat verder helemaal goed.”

Peultje: “Nog een keer!”

14 oktober

Tandem trappen naar school.

Puk (zeer verbaasd): “Rijdt de ziekenwagen ook ‘s ochtends?”

Stilte waarin moeder twijfelt of ze moet beginnen over alle malheuren waar de ambulance des morgens al voor moet uitrukken.

Puk: “Oh ja, natuurlijk! Voor mensen die uit hun stapelbed gevallen zijn!”

15 oktober

Portret van moeder die zich bij avond boven een avontuur van Dikkie Dik, met haar neus diep begraven in peuterpluis, existentiële zorgen maakt over waar het heen gaat op deze brandende planeet.

“OH NEE!” buldert de peuter.

In het boek is de rosse kat door het kroos in de sloot gezakt.
Het peultje vindt het allemaal prachtig.

“Dahag Dikkie Dik, tot de volgende keer.”

“DAAAAAG BEKKIE BEK.”

Dan slurpt het peultje nog wat melk en rolt zich om en valt in slaap.

En moeder ligt in het donker te luisteren naar hoe hij ademt en pleit bij zichzelf voor radicale hoop.

18 oktober

“BABY DODOOOO!” buldert het peultje naar de pop, die binnen de minuut alweer uit de buggy geflikkerd wordt omdat het tijd is voor een -nogal hardhandige- nieuwe pamper. En dan trekt hij zijn tshirt op zodat de baby kan drinken.
“Kekker he?”

Tussen de plooien van de pandemie is de peuter vanalles beginnen uitdokteren dat we hem niet hebben geleerd. Hij imiteert feilloos, wil een vork en een glas, zoals iedereen aan tafel. En balsamico op z’n sla. Ik besef nu hoe we steeds met z’n allen naar zijn zus zaten te loeren en het kind te porren met vanalles tot ze keurige volzinnen ging spreken en een repertoire liedjes zong. Het peultje heeft zelfstandig een bescheiden vocabulaire opgescharreld, die hij zuinig inzet. Hij brult ook wel eens een liedje, maar alleen met de klanken die echt hoeven.

Hij profiteert van het feit dat we niet heel de tijd op zijn vingers kijken om vliegensvlug monumentale muurtekeningen te maken in de woonkamer (zowel de muurverf als de kinderstiften zijn zogenaamd afwasbaar, maar dat valt tegen). Terwijl ik even een aardappel sta te schillen smokkelt hij een haardroger uit de badkamer. Die stopt hij dan in een stopcontact en gaat rustig alle knopjes uittesten. Als je toegesneld komt grijnst hij breed. Hij stiekemt de trap op en wacht dan met twinkelende ogen tot je komt zeggen dat dat niet mag. En dan schreeuwt hij het uit van pret.

Hij kan tien minuten in uiterste concentratie peuterboekjes lezen en net als je bij je zelf wil denken hoe zoet hij zit te lezen blijkt dat hij met grote aandacht pagina’s eruit scheurt. Onbreekbaar gewaand speelgoed, dat twee generaties overleefde, wordt in een vingerknip gesloopt. Hooligan met snottebellen.
“OH NEEEE! NIET POT DOEN!” roept ie zichzelf dan tevergeefs toe.

Hij rent niet door het huis, hij galoppeert, met een klein hupje ertussen om de andere stap. Liefst nog met een afrollende wc-rol achter zich aan.
Hij rijdt soms met zijn loopauto, maar meestal probeert hij het ding de trap op te sleuren of in de hoge eetstoel. Want de auto heeft honger.

Sinds hij maanden geleden eens heel erg schrok van een lawaaierige trein, zegt hij elke dag nog drie keer “ IKKE IS BANGIDECHIJN”.
De olifant, de aap, de auto ook. En elke keer een ander kindje huilt, is die vast ook bang in de trein.

Hij begint de dag op onmogelijke uren, zodat de Londense fog over mijn hersens nu al 27 maanden weigert te wijken.
Eergisteren rond 3 u ‘s ochtends, uit het niets: “DIKKIE DIK IS STOUT!”
In het wakkere uur dat volgde kwam ik er niet achter waarom dan wel.

Maar hij heeft zo’n goeie kop. Lijkt vooral op zijn zus, Mickey en Minnie versies van elkaar. Hij heeft – tot mijn verrukking – de guitige halvemaantjes-ogen van mijn bompa. En een handvol pluiskrullen in zijn nekje, die ik maar blijf opsnuiven en tekenen in de hoop ze terug te kunnen oproepen, later.

19 oktober

Portret van puk deze zomer die het peultje wil beschermen voor een auto die niet eens onze kant opkomt.

21 oktober 2020

Puk op een zomerse dag tijdens het middageten:

– Ik ga met papa op reis! Naar Spanje!
– Leuk zeg. Wat ga je daar doen?
– Naar Sinterklaas! Naar zijn kasteel!
– Amai tof. Mag je broertje ook mee dan?
– Nee!
– Hoe niet?
– Of jawel. Maar ik ga hem tussen mijn boterhammen smeren! (Hilariteit)
– Oeioei wat gaat Sinterklaas daar van zeggen?
– Die weet dat toch niet?
– Ik dacht dat de Sint alles zag?
(Moeder pusht het Sintverhaal niet wegens twijfels om de pedagogisch meerwaarde, maar als ze de heilige man kan inzetten als Foucauldiaans disciplinerend mechanisme zal ze niet aarzelen. Zo is moeder dan ook weer.)

– Oh ja. Misschien besta ik alleen in de Sint zijn hoofd!

Puk laat even een peinzende stilte over de tafel vallen en roept dan:

– Ha! Dan moet die wel een héél groot hoofd hebben!

22 oktober

“Maar mama? Als het virusje ook in je buik kan zitten, dan ziet die toch niks? Het is daar toch heel donker? En die heeft toch geen zaklampje?”

23 oktober

Portret van moeders drie favoriete circusartiesten en het finale nummer waar ze voor bekend staan.
“Mama! Kijk!”, roept het peultje, in de volle overtuiging dat hij tante Pietje hoogstpersoonlijk in de lucht houdt.

25 oktober

Moeder zit in de zetel.

Half oog op haar digitale krant: pandemie, polarisering, autocraten, epistemisch gewankel en nog een handvol jaren of zoiets om te redden wat er te redden valt.

Half oog op de kinders die samen een wild spelletje doen, dat elk moment uit de hand kan lopen.

En moeder stelt zich nog eens wat existentiële vragen waarvoor het nu wel wat te laat is.

En moeder denkt nog eens aan al wat ze zou willen kunnen beloven, dat niet gaat. Dat niet gaat.

En moeder zet Serge Reggiani op in haar koptelefoon om dat ene zinnetje dat hij zingt van: als het anders was, je te couvrirais de promesses. En dan gaat ie verder met dat oude liedje over een liefde die nergens heen kan gaan en al wat niet zal zijn enzo. Moeder moet er altijd wat van janken.

Dus moeder jankt wat, want dat is ook wel eens gezellig.

Tot zover deel 1 (morgen deel 2)!

Bedankt voor al uw fijne steun en interesse voor deze kleine verhaaltjes <3

1 response to najaar 2020 (1)

  1. Lien says:

    Wat zijn deze verhalen prachtig! Zonder ondergoed naar school, sorry maar ik moest heel hard lachen. Bedankt dat we mee mogen genieten van die mooie en spontane momenten!

Laat een reactie achter bij LienReactie annuleren