mijn maand

Yours truly mocht in de maand november elke week een tranche de vie in De Standaard schrijven. Heel tof om eens te doen (maar niet simpel amai)!

Hier staan ze allemaal of gewoon hieronder.

7 november

Dat is de natuur

Ik plof met gezonde tegenzin in de zetel van de therapeut. Ik weet niet echt wat te vertellen en ik ken dat: dan word je met sluwe vragen naar een verwaarloosd achtertuintje in je hoofd gelokt, zo eentje dat wel eens gesnoeid mag worden voor de winter. En dan sta je daar. Een mens moet er puf voor hebben. Ik scan mijn hersens op zoek naar een niet wezenlijk onderwerp om een eindje over weg te wauwelen maar niets wil me op tijd te binnen springen.

‘Hoe gaat het?’ Lap. Halverwege een aarzelend antwoord kijk ik recht in de blauwe kraaloogjes van een kleine kauw. Ze zit op de grond voor het grote raam dat uitgeeft op de tuin. Ze is niet om aan te zien, met dat onmogelijk lichte lijfje met het nestpluis nog op haar kop. ‘Terrible beauty’, zou Yeats zeggen. Ik probeer nog wat voor me uit te leuteren maar ik ben finaal afgeleid.

De therapeut kijkt geamuseerd hoe het kuiken probeert te vliegen. Het belandt drie keer in de rozenstruik en telkens weer voor het raam, waar het me aanstaart. Ik wil dat het nu ter plekke uitgroeit tot een grote kauw met een hoop street attitude waar ik me verder geen zorgen over hoef te maken. Het roept, krassend. Oh, niet doen. Mijn weke hart ligt al half in gruzelementen als een grote kauw ein-de-lijk, want verdomme wat zijn dat voor ontaarde ouders, antwoordt. Aangemoedigd door de moeder maakt de kleine een boog tot in de achtertuin. Uit het zicht. Oef. Even later wil ik net beginnen over mijn angstjes, en hoe ik in een klungelend vogeltje meteen de catastrofe zie, als het kauwtje van onder de struiken weer tevoorschijn hupt, quasi nonchalant gevolgd door een rosse buurtkat.

Nu kan je veel van me verlangen maar niet dat ik toezie hoe dat beginnetje voor de ogen van z’n ouders eindigt in de klauwen van een harige wreedaard. Ik spring recht. ‘Dat is de natuur’, zegt de therapeut minzaam. ‘De natuu-huur?!’ gil ik. Ik heb een leeftijd bereikt waarop ik open probeer te staan voor dingen die ik vroeger oogrollend opzij schoof, dus nu heb ik een therapeut die de dingen uitdrukt in energie en zijn best doet om het niet over het universum te hebben tegen mij. Ik ben niet ongecharmeerd, maar ik vraag me af waar de machtsanalyse gebleven is. Zo heb ik wel wat affectie voor huiskatten, maar wat nou natuur. Zo’n beest is een grootbank die de hele achtertuin dood mag bijten en nog altijd vertroeteld wordt. Ik hoed me voor verhalen waarin de wereld natuurlijk vastligt en alleen het individu nog maakbaar is. Terwijl we allemaal op onze adem zitten te letten op onze yogamatten, worden we tot eilandjes gemaakt en staan ongure types, lucifer in de hand, benzine over de wereld te gieten. Niet met mij, sakker ik. ‘Je hebt de poes weggejaagd’, merkt de therapeut fijntjes op. Even later krijgt het kauwtje vleugels en vliegt het over het muurtje. Dat probleem is dan toch al even uit de wereld.

 

14 november

Misschien wat zachter

We hebben thuis een baby die niet doorslaapt. Om tal van redenen. Voor de gezelligheid is er geloof ik een van. Tijdens het nachtvoeden scrol ik op mijn smartphone door het nieuws van de dag. Als het joch dan eindelijk weer slaapt, lig ik wakker van het blauwe licht en van de regering die bespaart op al wat weerloos is. Ik vraag me af wie samen met mij de slaap niet kan vatten van het zorgen. Moeders moederen, intensiever dan ooit. Maar dat is natuurlijk, toch? Flesjes zijn makkelijk en de borst is gratis. De tijd, de energie, de slapeloze nachten, die heeft moeder gewoon te geef. Ze draait op moederliefde. Als single moeder heb je er maar beter dubbel zoveel. Is het minder werk omdat ze zegt dat de kindjes het waard zijn? Na een dag betaald werk staat ze tussen de soep en de patatten kerstcadeaus te bedenken, brooddozen te vullen en vakantieopvang te regelen. Bewaak je work-lifebalans zegt de huisdokter. Maar hoeveel onbetaald work zit er onder life verstopt?

Zelfzorg, zeggen de lifestylemagazines. Zorg aan anderen kan je uitbesteden, maar alleen als je de middelen hebt. Als vader zorgt, krijgt hij te horen hoe leuk het is dat hij wil babysitten. Als hij geluk heeft kan hij ouderschapsverlof loswrikken. Wanneer de sandwich­grootouders inspringen om te helpen met de kleinkinderen, zorgt het zorgconcern voor de overgrootouders. Het eten komt er uit blik, maar de winstmarges zijn gezond.

Terwijl ik uit werken ga, poetst een andere, zwarte moeder ons huis. Zij krijgt de dienstencheques, wij een lekker belastingvoordeel. Zorgwerk is vaak arbeid van vrouwen en mensen van kleur. Het werk dat ze doen is onzichtbaar en onderbetaald, steeds flexibeler, steeds meer luizenjob. En allemaal kunnen ze na een dag vol zorgen nog aan hun eigen huishouden beginnen. Maar zonder hen zijn ’s ochtends de kantoren en operatiekwartieren niet gepoetst, worden de luiers niet ververst, staat de afwas torenhoog in de achteraf­keukens, brengt niemand door de regen pizza tot aan de voordeur.

Intussen staan ook tal van mensen alweer wafels te bakken voor de warmste week. Altijd met liefde en soms met de moed der wanhoop, voor broodnodige initiatieven. Gezellig, zo’n Vlaanderen waarin de burger in zijn vrije tijd de gaten in het sociale weefsel mag dichten. Eind december legt de bevoegde minister die net nog gretig in datzelfde vangnet zat te knippen de schaar even opzij om te komen grijnzen op de – bijgesnoeide – openbare omroep. Hij weet dat hij voor kerst toch geen lastige vragen krijgt. Flink gedaan hoor, warme Vlaming, hier is een schouderklopje en een grote cheque van twee keer niks. De subsidies, die zijn voor de bedrijven. Als de werkende armen dan gaan morren, tweeten we wel wat over bruine mensen die hier alleen maar komen profiteren.

Ik kijk naar mijn zoontje en ik vraag me af hoe ik hem kan leren zacht voor zichzelf te zorgen en voor anderen. Ik hoop dat ik hem kan leren dat daar alles begint.

 

21 november

Over de drempel

December nadert en onze vijfjarige loopt alweer te toeteren over het baardige sujet uit Spanje. Ik zucht. Ik had als kind nochtans elk najaar een halve dagtaak aan het popelen en het knippen in speelgoedfolders. Lichtjes ongerust over de jaarlijkse balans mepte ik een paar weken niet te hard op mijn zus. Pure magie, hand in hand met lijkbleke doodsangst, als ik op schoot moest bij zo’n naargeestige supermarktklaas van het soort dat ze vandaag niet meer maken. En die naar schoensmeer geurende page met z’n dreigementen en z’n guimauves. Brrr. Toen Hugo Matthysen begin jaren negentig dat schrikbeeld corrigeerde, was ik er eigenlijk al te oud voor, maar bijna weer bekeerd.

Meer dan twintig jaar later zie ik wel meer ouders in mijn Instagram-bubbel aarzelen over wat ze aanmoeten met het geklaas. Installeren we de leugen, hoe dierbaar ze ons ook was? Wat stop je in een hoofdje waarin nog zoveel plaats is? Op school komt de Sint sowieso, dus nu probeer ik de boel te kaderen als een feest waar een oud verhaal bij hoort. Als de dochter vragen stelt, zeg ik: ‘Wat denk jij?’ Blijkbaar praat zo’n kleuter de dingen dan gewoon zelf aan elkaar. ‘Ik ben bang van Zwarte Piet’, zegt ze. Zucht. Over de knecht is het behoorlijk stil in mijn hoek van het internet.

De verlossing lijkt alweer van Matthysen te moeten komen, die voor Ketnet het nieuwe roetpiet-testament bij elkaar schreef. We lijken te hopen dat de hele discussie naar de archieven mag, nadat hij het verzoenende laatste woord heeft gesproken. Niemand zit te wachten op Nederlandse toestanden waar met gestrekte rechterarmen een traditie verdedigd wordt die in de ogen van zovelen nooit slecht bedoeld was. Ik lees in de krant dat antiracisme hoe dan ook ‘onze’ strijd niet is. Racisme lijkt bovendien iets van anderen te moeten zijn. Na de brandstichting in Bilzen wezen de fatsoenlijke partijen naar die ene fractie in het halfrond, waar alle problemen verzameld zouden zitten. Maar de lijnen die we in het zand trekken tussen racisme en onszelf zijn poreus.

Is het niet interessanter om ‘onszelf’ eens niet te distantiëren? Ik mag dan wel weinig moeite hebben om mijn stukgelezen Jommekes over kannibalen niet door te geven, maar wat betekent het dat we thuis meer bruine poppen hebben dan bruine vrienden? Waarom gaat de kleuter niet naar het wijkschooltje en maak ik alleen in de wachtzaal van Kind en Gezin spontaan contact met mijn buren? Waarom stellen we ons onder collega’s amper de schurende vragen over welke studenten in- en doorstromen en hoe we daar als docent aan bijdragen? Welk woord bestaat er voor de drempel die ik overstap, als ik aan de deur van het circuskampje bewust eens niet –zoals steeds – de witte mama aanspreek, maar de bruine papa die ook staat te wachten? Begint dat met een ‘r’? Kunnen we het daar eens over hebben? Laten we tijd winnen en ervan uitgaan dat een en ander niet onze intentie is, maar wél ons probleem. ‘Wij’ hoeven de regels niet te schrijven van de grote discussies over dekolonisatie en globale ongelijkheid, maar het is ook onze strijd. En die begint aan de schoolpoort.

 

28 november

Intensief moederen

Ik ben op bezoek bij een hoogzwangere vriendin. Ik kijk naar haar buik die door een klein voetje tot een vierkant getrapt wordt. Ik weet nog hoe ik de taal niet vond voor dat absurde waterdiertje dat even dichtbij was als ver weg. Voor wat erna kwam, heb ik woorden zat: onze eerstgeborene kegelde trefzeker als een bowlingbal ons hele leventje omver. Sindsdien gebied ik prille ouders nooit meer om ervan te genieten. Ik zie me nog zitten in die mistige kraamjungle tussen borstkompressen en navelklemmen. De verpleegkundige die de huilende baby in het glazen bakje kordaat wat strakker inbakerde, zei: ‘Niet toegeven!’ Alsof het kind eerder die dag op de wereld was gekomen om mij gewiekst te manipuleren.

Ik probeerde me een weg te banen doorheen tegenstrijdig advies, met mijn feminisme achter me aan als een knapzak waarvan ik niet goed meer wist wat erin zat. Ik hoorde bevrijdend klinkende pleidooien: daadkrachtig optreden en gezond wantrouwen voor die kleine overheerser, om te vermijden dat ik mezelf zou vastketenen in het moederschap. Maar het leek alsof de baby bovenal zo snel mogelijk in de pas van de werkweek moest marcheren. Van haar ouders – en bij uitbreiding van iedereen – wordt productieve arbeid verwacht, waarbij de zorgnoden van het wurm – en van iedereen – alleen maar storende kostenposten zijn. In die mal wou ik het kind niet kneden. Maar aan het andere eind van het spectrum bespeurde ik in zacht klinkende verhalen over natuurlijk moederschap nogal dwingende patronen over een soort vrouwelijke essentie. Het was vast bemoedigend bedoeld, dat mijn zoogdierenlijf nu eenmaal ontworpen is om te baren en te zorgen, maar ik was liever geen verzameling van doeloorzaken.

De dingen gingen zoals ze gaan. Ik bleef zoeken, verloor mezelf natuurlijk toch. Op een avond reed ik met de dochter van de crèche naar huis. Aan de vaart wees ze naar een grote boot, met een sloep ernaast. ‘Kijk! Mama en baby!’ En ik dacht: mijn god, ik ben een ordenend principe. Maandenlang bleef ze wijzen naar grote hijskranen en andere die kleiner leken in de verte, eenden en hun kuikens, bomen en struiken. ‘Mama’ is een primaire categorie. Het is ook een courante aanspreking, vanaf het eerste roze zwangerschapsstreepje. Als je een complexloze identiteit aangesmeerd wordt, moet je altijd op je hoede zijn.

Ik ben meer geïnteresseerd in het werkwoord. De moeders die ik ken zijn heel verschillend, maar de meesten voelen het juk van het ‘intensieve moederen’ dat volgens de vakliteratuur van onze generatie wordt verwacht. We moeten niet alleen grote gevoelens investeren, maar ook steeds meer prioriteit, tijd, geld en alle soorten energie. Ons moderne kerngezin lijkt op een deurenkomedie, waar iedereen zich – druk! druk! druk! – de pleuris rent en moeder nog het meest. Zowat iedereen voelt zich schuldig en de cijfers rond post-partum­depressie en parentale burn-out zijn ontluisterend. Zou het niet bevrijden als moederen een volwaardig werk(woord) was? Vaders, meemoeders, plusouders, pleegouders kunnen ook moederen. Zou het niet verfrissen als er ook buiten het gezin gemoederd kon worden? Als zorgverlof echt wat voorstelde? En zorgbanen ook? He overheid, moeder ook eens wat. Intensief graag. Dank u.

 

Tot genoegen, hier of op de socials!

1 response to mijn maand

  1. enerziek says:

    Geweldige stukjes.
    ‘k Herinner me het moment dat mijn ouders het toegaven van Sinterklaas. “Dan hebben jullie altijd tegen mij gelogen!” riep ik en stormde weg.

Geef een reactie