10 juli
Throwback naar vandaag vorig jaar. De uitgerekende datum was gepasseerd, en zwangerder dan dit zou ik niet meer worden. Ik weet, het is een minderheidsstandpunt, maar die twee keer dat ik overtijd ging, waren van de schoonste weken van mijn leven. Ik weet, het was een gezegende staat met amper kwalen, geen zorgen om de baby en het volstrekt onderschatte privilege van zorgverleners die niet met kalenders zwaaiden. De zon scheen. De puk en ik liepen de straatjes van de buurt op en af. En we stopten bij elke speeltuin en we aten alle ijsjes. Ik keek naar puk die schaterend door straatfonteintjes liep. Drie jaar tussen ons. Gevlogen. Zo aarzelend begonnen, maar kijk ons nu, dacht ik. Ik ken jou. Ik weet, de dagen waarop ik jouw tempo kan volgen zijn de beste. Ik weet, het zal niet altijd lukken. Maar het komt goed, we zijn goed.
Dagen van goud. Lange avondwandelingen door de stad, die zich opmaakte voor weer tien dagen feesten. Op een bankje aan de Lievekaai keek ik naar jongere mensen die met hun benen over het randje zaten te piknikken. Ik scrollde in mijn muziekbibliotheek Cohen en Brel voorbij. Gebeurt niet vaak dat ze me te donker zijn. Liedjes van Joe Hisaishi op repeat, die klonken als zomers die niet overgaan. Mannekelief, blijde verwachting indeed. Gesprekjes op de bus. Zo’n bump is een conversation starter die zijn gelijke niet kent. Mensen vertellen je de verhalen die je anders nooit hoort. Maanden van complexloze tevredenheid met mijn plussize-lijf, waar ik anders op gespannen voet mee leef. Niets van de strengheid die anders de boel bezwaart. In bed kijken naar de golven die de baby maakt in de buik. Weinig is me dierbaarder dan de herinnering aan die drempel tussen nu en later. Ik stockeer ze bij souvenirs van kinderdagen die zich aaneenregen in de duinen en op de vloedlijn, waar de schoonste schelpjes liggen. Alle illusies nog intact. Dat weten. De ruis afgezet, het gepieker, het gekibbel. En nu alleen niet weten. En nu alleen maar zomer. En nu alleen maar bloei.
15 juli
Vorig jaar deze tijd was ik bezig een baby te krijgen. (Dat verhaal ja.) Sinds 2 uur ‘s morgens was het voor echt. En het was eventjes alleen maar geweldig dat dat lijf gewoon in gang schoot. Ik leunde tegen de reling van het dakterras van het oude huis. Boven mij de sterren, de wolken en drie Amelinckxen, terwijl de wind de zwoele Gentse Feestennacht tot in mijn oren waaide. Het was het moment van het verhaal dat in mijn souvenir een gouden kadertje heeft.
Ik was moe na een paar slapeloze nachten, maar dutten lukte niet meer. Dolen door de donkere living. Altijd maar de trappen op en neer. Elk concept van tijd verdween. De puk werd met vriendjes uit spelen gestuurd. Trage centimeters, uren die vlogen. Met deze weeën viel een eindje mee te ademen, vergeleken met die ingeleide bastards van vorige keer. In bad. Er weer uit. Onder de douche. Er weer eronderuit. Iedereen liet me met rust.
Ik had, nadat de spoedkeizersnede van puk ons zolang achtervolgde, lang gezocht naar zorg op maat. Maar zo’n sectiolitteken is nogal een rode vlag. Iedereen bedoelde het goed en ik wilde niet ambetant doen maar kreeg tot ieders frustratie moeilijk uitgelegd dat het litteken in mijn hoofd ook wat nodig had. Op het eind vond ik hulp die een heel eind wilde meedenken en zo voor enkele maanden onbetaalbaar blij geruste zwangerschap zorgde.
De demonen kwamen toch, traditioneel in een late fase die ze transitie noemen. Het is vaak een notoir wanhopig moment waarop ook de ongelovigen iets hogers gaan aanroepen. Het was laat in de namiddag. Ik moest overgeven en boven de wc overvielen me de spoken. Ik herkende de bange herinnering in de grote ogen van mijn lief. Wat denk je, vroeg de vroedvrouw. Ik weet het niet, zei ik. In mijn hoofd leek een deur dichtgeslagen. De ontsluiting liep terug van negen naar zeven, terwijl de weeën elkaar plots veel trager opvolgden. Wat er gebeurde? Wie zal het zeggen? Moderne geneeskunde heeft het over niet-vorderende arbeid, liggingsafwijking. Een oud Zuid-Amerikaans concept “pasmo” beschrijft een teruglopende arbeid als een reactie op stress. Ik koos voor pijnverlichting, in de hoop dat hoofd weer mee te krijgen. In de auto waren de weeën, nochtans net dezelfde als ervoor, amper uit te houden. Pijn is soms het mentaalste aller dingen.
Een uur later, voorzien van de beste drugs, toegediend door de liefste zorgverleners, appte ik wat met mijn vriendinnen. Tekende een beetje. Het lief keek toch maar naar de voetbalfinale zonder Rode Duivels. Een soort van rust. Pas toen de baby uren later nog steeds vrolijk geparkeerd zat, begon het gedoe. Een shiftwissel in het late avonduur. Iemand zei over mijn hoofd heen dat het vast niet zou lukken. Er kwam geen duidelijk antwoord toen ik bleef vragen waarom er zoveel stress was, terwijl de monitor een baby in topvorm detecteerde. De klok en de politiek van een verloskwartier maakt open communiceren moeilijk. Zelfbeschikking lijkt op zo’n moment een theoretische illusie. Maar de zorgverleners, al het zoeken waard, hadden goed geluisterd. Een minimumdosis opwekkers. Een onaangenaam uur, met in de lucht de dreiging van een onuitgesproken ultimatum, geduw en getrek. En daar was de baby, net voorbij middernacht, met zo’n kop van: jongens, hier ben ik hoor, geen zorgen.
Het reusje was 56 centimer en flink boven de 4 kilo. Die maten zijn me niet belangrijk genoeg voor een plek op het geboortekaartje, maar wel om aan te geven dat dat ook zonder knip en met twee minischeurtjes kan passeren, ook als er zonder volgehouden protest al lang een keizersnede gebeurd was. Hij was er. Opluchting dat we ergens aan ontsnapt waren verving de uitgelaten blijheid die je bij zo’n kerngezonde kabouter verwacht. Ik lees dit soort verhalen wel eens geframed als heroïsche overwinningen op het systeem. Daarin wordt meestal weggelaten dat zo’n strijd tot de laatste minuut eenzaam en eng voelt. Er is for the record helemaal niets mis met keizersnedes, maar wel als je ze niet wil en er een alternatief is, waarvoor ik in de hittegolf die volgde al mijn pollen kuste.
Eind goed. We bleven in het ziekenhuis tot de ochtend. Het lief sliep. Ik checkte mijn lijf en stelde tot mijn vreugde vast dat ik er nog in zat. Ik keek naar de baby die op mijn schoot lag te dutten en ik dacht: ik ken jou. En ik weet: de dagen dat ik jouw tempo zal kunnen volgen, zullen de beste zijn. Dat zal niet altijd lukken, maar het is goed. Wij zijn goed.
16 juli
Die ochtend vorig jaar stuurde ons mama een ontbijtfoto van de puk die net gehoord had dat de baby geboren was en op weg naar huis.
Mijn hart jong.
16 juli (bis)
Één jaar onverstoorbare pret. Fijne verjaardag lief klein peultje, spekkiepoes, snotmajoortje, otje petotje *
*Luistert, vriendje. Ge komt er nog goed vanaf met die oenige koosnamen. We hadden u ook kunnen opeten. (Je zus heeft het -toegegeven- wel eens geprobeerd).