zomer ‘18

voor bij de chocomelk: een verzameling verhaaltjes over trage dagen en een zomer die nu wel lang genoeg geduurd heeft.

21 juli

Gentse feesten, Baudelo.
De baby is zes dagen.
De puk mag één ijsje en twee ritjes op de draaimolen.
Het is eenentwintig juli.
en precies zes jaar geleden
dat jij en ik, hier op deze plek, een beetje begonnen.
Het was niet eens zo laat op de avond
en veilig te veronderstellen dat het mijn idee was.
Alles wat er na kwam ook.
Op het randje van de zandbak
weet ik dat jij denkt
verdomme wat waren we jonger toen
en zo godvergeten vrij.
Ik denk steeds maar:
nu zijn er vier van ons. Vier!
En sorry dat ik het zeg
maar jullie zijn de beste drie
ideeën die ik ooit gehad heb.
En het is zomer,
het is echt zomer,
zoals in dat liedje.

 

 

24 juli

 

Dag 8

We zitten aan de keukentafel.
De baby kleeft in de draagzak.
Ik probeer vergeefs een paar gedachten op papier te krijgen.
Puk heeft een doos vol stiften maar wil mijn balpen.
Tekent in een vloeiende beweging een lange krul die in elkaar knoopt.
Schrijft haar naam er bij, zoals dat hoort, van boven naar onder.
– Die wilt ik opsturen!
Sinds de geboortekaartjes heeft het postwezen geen geheimen meer voor ons. De postbus verderop in de straat is een nieuwe topbestemming.
– Zal ik er bij schrijven wat je hebt getekend?, vraag ik.
– Het is een straat met auto’s die daar niet mogen rijden.
Ik weet niet hoe het met u zit, maar dat vind ik een postzegel waard.

De puk kiest er secuur eentje uit, plakt die met trillende handjes uiterst precies net over het randje van de envelop en plooit het geheel met het mankerende restje geduld iets te krachtig dicht.
Omdat ouderschap een mens noopt tot 1) over zichzelf praten in de derde persoon en 2) specifiëren wat er in de badkamer gebeurt zeg ik:
– Mama gaat nog even pipi doen en dan zullen we de brief gaan posten. Maak jij je klaar dan?
– Ok!
Als ik beneden kom heeft ze één schoen aan en mijn zwarte vilten winterhoed. Want die is lekker luchtig. Staat ze voor de spiegel met een bruine stift op haar neus te tekenen. Want ze is een babybeer.

 

29 augustus

 

Trage dagen met de puk. En dit soort conversaties. All day.

“Hé, ik heb een goed idee! We gaan een ballenbad maken! Ik heb veel balletjes nodig. Kleintjes. Voor de zebra. Ik heb genoeg. Mag ik een snoepje? Toeeeeeeeeeee? Maar ik heb zoveel hommer!”

 

30 augustus

 

Trage dagen met de puk. View from above.

“Als we naar de stad gaan, moet ik mijn pinwin nodig hebben. Maar mama. Ei(gen)lijk. De pinwin is geen mevrouwtje of geen jommetje. Die is gewoon. Gaan we met de bus? Welk nummertje bus gaan we nemen? Maar mama. Hoe weet die bus ei(gen)lijk hoe die moet rijden? Die weet toch niet waar wij staan te wachten?”

PS: Met de baby is alles goed. Die hangt in de draagzak en wordt er aan het einde van de dag uitgeschud samen met een hoop kruimels die ik erop gemorst heb. Maar die klaagt daar niet over.

 

31 augustus

Trage dagen met de puk. En menige stickerboeken. En de baby.

P.S. De baby is heel schattig. En zacht. Lijkt ook een beetje op Frankie Loosveld, maar dat mag ik niet zeggen want dan krijg ik nen telefoon van ons moeder. Maar het is gewoon een liefdevolle vaststelling, moeder.

 

3 september

 

Begin augustus:

– Ik mis juf Phara wel een beetje. Maar mama, ei(gen)lijk, juf Phara, die moet ons toch héél hard missen?

– Euh, vast, hoor pukkie.

Het zelfvertrouwen van een driejarige, ge wenst het toe aan alle mensen van goede wil.

Eind augustus: – Ik gaat zeggen: “Juf Phara, ik vind jou de liefste juf van heel de wereld.”

– Dat is goed hoor puk.

– Maar mama, ei(gen)lijk, gaat ik te verlegen zijn.

Ken uzelf. De oude Grieken zeiden het ook al.

Eerste schooldag:

Uit de voordeur loopt een puk. Met slungelbenen. En meer dan een beetje meningen over de gepaste outfit voor de gelegenheid. Lange haren die niét in een staartje mogen. Grote stappen en veel praatjes. Als de schoolpoort in zicht komt, lost ze mijn hand en begint te rennen. En moeder denkt: he wacht op mij. (Is daar een woord voor? Dat ik niet moet schrijven dat we hier te maken hebben met die cliché mengeling van véél trots hoor, maar ook een beetje spijt). Over de drempel en oog in oog met het ontvangstcomité, krimpt ze weer even een centimeter of tien. Grijpt een hand. Is even haar stem kwijt. Daar is juf Phara. Die heeft er zin in. De puk geeft nog even een gegidste rondleiding door de klas. Je moet je oude ouders ook wat gunnen. Daar is de poppenhoek. En daar zijn de vriendjes, die blijkbaar ook een hele zomer hebben lopen groeien.

– Dag puk, tot straks, dan kom ik je halen.

En we kijken naar elkaar, ze twijfelt even. Zwaait dan terug. Niks geen tranen. En moeder is ook hartstikke flink.

Zo begon de tweede van vele eerste septembers. En ik voel het aan mijn ellebogen. Op een dag, zullen het er toch niet zo vele geweest zijn.

Het leven hangt aaneen jong, van dingen die ge niet ziet aankomen.

 

4 september

(Snel een tekeningske voor dat vieruurtje op is)

8u20:
“Huuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuu”

15u20:
“Huuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuu”

Oftewel: dag twee. Dat is zoiets dat ze u niet vertellen.

 

14 oktober

 

 

Zaterdagavond en de puk hijst zich in een pijama.
– Morgen gaan we stemmen he pukkie, weet je nog? Dan mag iedereen laten weten wie het best geschikt is om voor de stad te zorgen.
– Ik ook!
– Als je achttien bent mag jij ook.
– Nog zo laaang!
– Maar je kan nu al wel kijken hoe wij stemmen.
– Maar kijken is zo saaaaai. En dan moet je altijd stil zijn. En ik wil luid zijn. Zoooo luid wil ik zijn!
Vertel me iets nieuws, puk.
– Ik wil ook stemmen!
– Op wie zou jij dan stemmen?
– Op mij!
– En wat zou jij dan doen om de stad beter te maken?
– Veel paarden met een karretje erachter en zo iemand die vanvoor zit. En soms ook paarden met een zadel. (…) Ha! En snoepenwinkels! En ijsjeswinkels! En chocoladewinkels! En rijstkoekenwinkels!
Kleuterdespotisme, de middenstand zou er geen last van hebben.
– En een nieuwe voordeur voor elk huisje!
– Waarom?
– Omdat er een barst in zit.
Onze voordeur is recent vervangen en dat is blijkbaar nogal een ding.
– En in elk huisje woont een leeuw!
– Is dat niet gevaarlijk?
– Nee, want het is een lieve.

 

22 oktober

De puk kleedt zichzelf aan tegenwoordig en bezigt daarbij een eighties fitness look die je alleen nodig vindt als je de jaren tachtig niet hebt meegemaakt. Het is zaterdagvoormiddag. Jane Fonda, de baby en ik hossen door het natuurgebied. Fietskar bij de hand om de kleuter bij vermoeidheid in te droppen. Goeie lucht. Educatief verantwoord gekwek over hoe je in de bomen de seizoenen ziet verglijden. Want ik ben zo’n moeder.

En dan heeft het kind opeens besjes vast. Kleine, felrode dingen die waarschijnlijk zo giftig zijn dat ze binnen de minuut een os omleggen.
– Famboosjes! hapt puk.
– Nee! Geschrokken gris ik de besjes uit het handje. Die mag je niet eten!
– Jaweeeeeel, krijst het kind door de idylle. De draagzak wipt even op.
Nota aan mezelf: vraag niet aan de driejarige om niet zo te schreeuwen omdat de baby net slaapt.
Ik ben ook zo’n moeder die sneller dan haar eigen schaduw een snoepje uit haar jaszak kan vissen, om geen enkele goede pedagogische reden maar wel om van het lawaai af te zijn. Maar puk wil geen snoepje, puk wil gifbessen. En wel nu.
Dankbaar dat er geen getuigen zijn, vraag ik of het kind als-je-blieft het snoepje wil aannemen. Ze stemt toe, met zo’n nasnikkende snuit van: kijk de offers die ik breng voor jou.
– Kijk daar zwemt een fuut, wijs ik ter afleiding. Oh kijk pukkie, met kleintjes!
De watervogel wordt achterna gezeten door twee babyfuten die haar de oren van de kop fwieten.
– Misschien willen die ook besjes eten, bromt puk.
Moeder fuut en ik wisselen een blik van verstandhouding.

Honderd meter verder is het snoepje op en begint puk te dreinen of het nog ver is. Bij nadere inspectie blijkt dat ik ook een moeder ben die niet gezien heeft dat het kind 1. geen sokken aangetrokken heeft en 2. net vandaag uit haar laarsjes gegroeid is, die nu in sneltempo het vel van haar kleuterhielen schrapen. Maar puk wil niet in de fietskar. Toch niet als de baby in de draagzak mag, dat ziet ge van hier. Puk wil op blote voeten over het paadje vol scherpe steentjes dat waarschijnlijk ook bezaaid ligt met glasscherven, tetanusspijkers en schorpioenen.
De discussie die volgt wekt de baby die wil eten. En wel nu. Maar er is geen bankje in de buurt. En dan begint het opeens te gieten.

Tien zenuwslopende minuten later rijd ik de krijsende fietskar en de gillende draagdoek een schoenendiscounter binnen, die door God vlak naast de uitgang van het park gezet is.
Het druipende moederzootje laat zich hijgend op een poef vallen.
Fast forward 30 seconden.
De baby slurpt als een cherubijntje.
Een paar meter verder selecteert de puk ontspannen de schreeuwerigste gifroze plastieken Paw Patrol bottekes uit de geschiedenis der regenlaars. Met bijhorende glitter eenhoornsokken.
De hele weg naar huis schijnt de zon.
En de puk zit in de kar verliefd naar haar voeten te staren.

 

wij wensen u een schone herfst

tot genoegen

hier, op instagram of op facebook

6 responses to zomer ‘18

  1. Johanna says:

    mmmm, zalig zijn jouw verhaaltjes. het mooiste is: er is altijd een happy end. en dat geeft moed, niet? Hoe moeilijk het soms ook lijkt. Het komt goed 🙂

  2. enerziek says:

    Schitterend geschreven en getekend.

    Ja, vroeg ik me onlangs af, hoe komt het dat opvoeders vermijden zichzelf met zichzelf aan te duiden? “Oma gaat nu eerst dit doen” of “Papa moet nu vertrekken”. Echt heel raar vind ik het. Maar dat kan aan mij liggen 🙂

    • Isi says:

      Haha, daar heb ik ook al veel over nagedacht (ik doe het zelf automatisch ook namelijk hoewel ik het vaak zo debiel vind klinken), en ik denk dat dat best wel nuttig is bij babies en peuters. Die snappen het concept ‘ik’ niet en praten ook over zichzelf in de derde persoon. Ze zouden het denk ik helemaal niet begrijpen als je zegt ‘ik ga…’.
      Dus volgens mij doen we dat instinctief zo.

      Ik weet niet wanneer ze doorhebben wat ‘ik’ betekent, en ik denk ook niet dat ik er dan mee ga stoppen. Dat is iets anders natuurlijk 😀

  3. Ann says:

    Prachtig en zo herkenbaar. Ik probeer het te vermijden, maar betrap me er telkens weer op: “Mama moet eerst nog…” En mijn zoons zijn al 7 en 11. Help 😉

Geef een reactie